Kees Stipdictees

Sinds 2004 wordt door de bibliotheken in Zuidoost-Groningen het Kees Stipdictee georganiseerd. Hieraan doen jaarlijks - in november - teams van o.a. leerlingen van de middelbare scholen Ubbo Emmius en RSG Ter Apel en van prominenten uit de gemeenten Stadskanaal en Vlagtwedde mee.
Hieronder de vijf Kees Stipdictees die ik van 2007 tot 2011 schreef en voorlas in de Hesse Bibliotheek in Ter Apel.

Kees Stipdictee 2007

Oud en nieuw

“Jan-Jacob, eten!”, scandeerde ze steeds luider, terwijl hij nog lustig msn’de en in het virtuele ‘Second life’ de realiteit ontvluchtte. “Ja, ik kom!”, riep hij, maar juist toen las hij een e-mailtje van Zwaantje en maakte hij nog schielijk een afspraak met haar.
Terwijl Jan-Jacob (82) achter zijn ergonomisch verantwoorde rollator-met-antiblokkeersysteem via de antichambre en alkoof naar de kamer en suite strompelde, dacht hij aan de tijd dat hij - nadat meester een fragment uit ‘Kees de jongen’ van Theo Thijssen had gereciteerd - onderweg van zijn ouderlijk huis in Blekslage naar de school in Harpel in de zogenaamde zwembadpas bijkans over de brug bij de Harpeler sluis heengaloppeerde. Hij hoopte dan dat zijn klasgenootje Rosa, het frêle, introverte, intelligente, maar ook exalterende boerenmeisje met die korenbloemblauwe ogen en dat goudblonde haar, hem zou zien en adoreren.
’s Middags, na de brunch en het hazenslaapje, kwam ze op bezoek: Zwaantje, zijn kleindochter, die op een roc zat, waar ze een dubieuze managementopleiding volgde, alles ‘vet cool’ vond en terwijl ze op visite was constant via haar mobieltje sms’te en telefoneerde. De hardcore rapmuziek schalde uit de oortjes van haar MP3-speler die wild om haar hals shaketen en en passant vertelde ze geëxalteerd over school, waar ze met het competentiegerichte primaire proces werd geconfronteerd en vooral het internet moest frequenteren.
Toen Jan-Jacob ’s avonds aan zijn memoires werkte, voegden zich in het Wordbestand abrupt beelden van toen en keek hij gefascineerd door het venster. Hij zag dat hij als dreumes zijn kroontjespen in azuurblauwe inkt doopte en daarna in een cahier, eerst duidelijk, dan snel, schreef: aap, noot….Rosa - haar paardenstaart hing in zijn pennenbak - en dan héél snel: ik houd van jou…
Het cinematografische egodocument verdween weer van zijn pc en Jan-Jacob staarde naar het venster. Hij klopte zijn muismatje uit en keek verdwaasd de wereld in.

Hans ter Heijden
   

Kees Stipdictee 2008
 
Boer zoekt vrouw
 
“Alles is perfect, alleen heeft u wat last van secundaire diktegroei”, luidde de diagnose van de medicus, wijzend naar Wubbes embonpoint, waarna hij onmiddellijk de prangende vraag stelde: “Sport u wel?” “Ik dart soms in een cafeetje”, antwoordde Wubbe, terwijl hij de bodychecker grinnikend aankeek.
Wubbe was een aimabele, ietwat corpulente agrariër, die wars was van genetisch gemanipuleerde eigenheimers en legbatterijen, en derhalve al decennia ecologisch boerde.
Deze bourgondiër woonde samen met zijn oude moeder in een pittoresk boerderijtje in de periferie van de rooms-katholieke enclave Kopstukken, op de grens van de karakteristieke Veenkoloniën en het paradijselijke coulisselandschap van Westerwolde in Zuidoost-Groningen. Zijn vader was jaren geleden vertrokken - samen met dat jonge wicht van de antroposofische, biologisch-dynamische landbouwschool, dat in haar zelfgebreide overall bij hen als stagiaire onbespoten cichorei oogstte - waardoor Wubbe al jong het bedrijf managede, terwijl zijn moeder copieuze maaltijden met ecokeurmerk bereidde.
Vroeger danste de roomse Wubbe (50) de foxtrot, de chachacha en de rumba bij Beijering en ofschoon hij daar ooit tot over zijn puberale oortjes verliefd werd op Grietje, de dochter van de christelijk-gereformeerde dominee, stonden er tussen droom en daad toentertijd teveel religieuze wetten in de weg, waardoor de ontluikende romance in de kiem werd gesmoord.
Omdat hij als pensionado later niet in zijn eentje achter de kaardenbollen wilde zitten, had hij besloten om mee te doen aan ‘Boer zoekt vrouw’. Hij liet zijn conditie checken, want hij wilde een fitte partner van zijn potentiële eega zijn.
Om meer te bewegen was hij bij het nordicwalkingclubje ‘Festina lente!’[1] gegaan en daar had zich het mysterie al voltrokken. Nauwelijks had hij zijn poles in de grond geprikt of hij zag haar nordic walkend op hem afstevenen: Grietje!
De vonken sprongen via hun stokken juichend en jubelend over en struikelend omhelsden zij elkaar als in de tearjerker ‘Memories’.
Oecumenisch nordic walkten zij getweeën hun toekomst tegemoet.
 
Hans ter Heijden


[1] Haast u langzaam!
 

Kees Stipdictee 2009

Nocturne

Vanwege zijn excellente masterthesis, was Jan-Kees vorig jaar met het predicaat ‘cum laude’ als civiel ingenieur afgestudeerd aan de Technische Universiteit Delft en daarna snel in een managementfunctie bij multinational Koop Holding beland.  
Nu was hij vanuit de Randstad onderweg naar het Zuidoost-Groningse Stadskanaal, waar zijn bedrijf wellicht zou participeren in een project ten faveure van een – volgens criticasters –  megalomaan gemeentebestuur, dat aan ene Piet Plezier het fiat wilde geven om hier – ondanks felle protesten – een prestigieus recreatiepark annex miniatuurpark te laten verrijzen. 
Tijdens een hazenslaapje in de intercity droomde hij van geëxalteerde veenkoloniale amokmakers, die met hamers en sikkels rebelleerden. Gillend schrok hij wakker en terstond keek hij in de reebruine ogen van mezzosopraan Liefke uit Lauderzwarteveen, die zich in het pied-à-terre van een conservatoriumvriendin in ’s-Gravenhage consciëntieus had voorbereid op de wereldpremière van Cornelis Doppers magistrale ‘Requiem’.
“Moi”, zei Liefke, terwijl ze ontwapenend knipoogde. “Wat zegt u?”, vroeg Jan-Kees verbouwereerd. “Moi”, herhaalde Liefke, “daarmee begroeten Groningers Jan en alleman.” “Moi”, trachtte Jan-Kees en omdat hij haar charmante aanwezigheid apprecieerde, vroeg hij, terwijl hij twee perziken uit zijn attachékoffer haalde: “Wil je er ook een?” “Mag wel”, antwoordde Liefke.
Mag wel, dacht Jan-Kees, het hoeft dus niet? Wat een dilemma! Moest hij dan maar decideren? “Alstublieft!”, zei hij resoluut. “Mmm, ‘t kon minder”, smakte Liefke even later, terwijl het vruchtensap uit haar gracieuze mondhoeken sijpelde.
In Assen scheidden hun wegen. Niet lang daarna bezocht Jan-Kees, die domicilie had gekozen in Ter Apel, discotheek Bermuda. Hier werd hij abrupt door een brunette naar de dansvloer geloodst. “Moi!!”, schreeuwde ze. Pollens!, dacht Jan-Kees, die ken ik!
Ze dansten de sterren van de hemel. Toen hij haar had teruggebracht naar Lauderzwarteveen, stelde Liefke in de donkere nacht de langverbeide vraag: “Kus?” Jan-Kees stamelde, zinderend van genot: “Mag wel!”  
Een nocturne van Chopin klonk pianissimo over de Westerwoldse velden.

Hans ter Heijden


Kees Stipdictee 2010

Regenboog

Burgemeesters feliciteren en fêteren doorgaans ingezetenen die zo bevoorrecht zijn reeds een centennium op deze aardkloot domicilie te houden.
Onlangs mocht ik zo’n Methusalem in spe interviewen. Enthousiast toog ik naar ‘der gaten gatst’ Bakovensmee, waar Boelo Wubs honderd jaar werd.
“Is vader ook thuis?”, vroeg ik aan het frêle opaatje dat open deed. De binocle danste  niettemin frivool op zijn gecraqueleerde neus. Hij knikte gedecideerd en leidde me naar een souterrain, waar een nóg ouder mannetje zat, dat bijkans dood was. Ik scandeerde in zijn oor: “Proficiat!”. “U bent abuis”, rochelde de man. “Vader is boven”. Ik spurtte de trap op, want ik besefte dat het een kwestie van seconden was. Edoch, daar hing de honderdjarige tussen de gebinten aan de touwen; met veel souplesse maakte hij een vogelnestje. “Van harte gefeliciteerd!”,  blèrde ik. De jubilaris schudde het hoofd, maakte een salto mortale en sprong op de grond. “Ik ben niet doof”, zei hij, “ik ben alleen maar oud”. “Hoe bent u honderd geworden?”  Hij zuchtte even diep. “Als je éducation permanente serieus neemt, kom je een heel eind.”  Hij liep naar een laptop die op een aardappelkist stond. “Even de webcam uitzetten.  Mijn maîtresse van 93 in de Bolderbörg volgt altijd mijn gymnastische etudes. Ik twitter ook frequent met haar. Wilt u mijn hashtag?”
Als boer ploegde hij decennia de weidse akkers in het coulisselandschap. Daarnaast volgde hij een gymnasiale avondopleiding. Thans studeert hij filosofie en verdiept hij zich in het agnosticisme, atheïsme, epicurisme, pythagorisme en vooral het existentialisme, dat hij ook aantrof in het boekje De grote zaal, het cadeautje van de bibliotheek.
Na het verscheiden van Harry Mulisch herlas hij diens magnum opus De ontdekking van de hemel.
“Bent u bang voor de dood?” “Geenszins”, antwoordde Boelo beduusd. “Al hoop ik wel dat er na mijn expiratie boven Westerwolde een regenboog opdoemt uit de mist.”

Hans ter Heijden
 
(Erg) vrij naar het verhaal ‘De honderdjarige’ van Godfried Bomans (uit de bundel ‘Kopstukken’, 18e druk, 1972)
 
Kees Stipdictee 2011

Fantoompijn

De Bree staarde in het goed geoutilleerde lokaal naar het smartboard, met behulp waarvan hij vanmorgen - compleet met uit het niets opdoemende manuscripten en incunabelen - de literair-historische context van de middeleeuwse mystiek van Hadewych had getracht te expliciteren.
Vanuit zijn ooghoek had hij gezien dat Panda Schattenkeinder onder haar tafeltje anderszins digitaal bezig was; met een welhaast virtuoze vingervlugheid beroerde zij haar smartphone, maar hij had niet de indruk dat ze - geheel idolaat van de mystica - al multitaskend via wereldwijde visoenen de extatische verrukking van de mystieke eenwording probeerde te bereiken.
“Wat doe je daar Panda?”, vroeg hij minzaam. “O, ik sms’te naar Boelie dat uw les vet cool is”. “Dat apprecieer ik, maar waarover ging het dan?” “Over mist in de literatuur, meneer”. “Geef dat abjecte object maar hier”.
Op dat moment barstte Panda in tranen uit, hyperventileerde als een steigerende, hinnikende merrie, embrasseerde - als was het haar eerste boreling - schreiend het virtuele wonder, smeet het furieus op zijn bureau en krijste met een door fantoompijn vertrokken gezicht: “Dit is je reinste amputatie!”
Die preoccupatie met het mobiele digitale netwerk - zelfs onder de les - was De Bree een gruwel. Hij dacht aan veertig jaar geleden, toen hij als leraar begon. De tijd van krijtjes, cahiers, katheders, vloeistofduplicators, epidiascopen en filippica’s. Zijn nostalgische gemoedstoestand verdween echter snel toen hij zijn digitale zegeningen telde.
Opeens stond Panda in zijn lokaal. De Bree reikte haar het ‘geamputeerde lichaamsdeel’ aan en bezwoer haar dit nooit meer onder de les te gebruiken. Panda danste van blijdschap een pirouette, wreef liefkozend over het kleinood, tikte nog wat in en zei: “Ik heb u toegevoegd als vriend op Facebook. Cool hè”. 
Dat je zo simpel vriendschappen kon sluiten, was voor De Bree een mystieke ervaring. Vanaf de top van de Hasseberg schreeuwde hij het ‘s avonds dan ook in extase uit over de dreven van Westerwolde: “Het leven is verrukkelijk!”

Hans ter Heijden